Skip to main content

​De coronacrisis leidde de afgelopen tijd tot enkele opvallende krantenkoppen. Zo geven verschillende ondernemingen gehoor aan de oproep van aandeelhouders om dividenduitkeringen (voorlopig) te schrappen. Zelfs bij Shell, dat al sinds jaar en dag een stabiel dividendbeleid voert, staat het uitkeren van dividend onder druk.

Vennootschappelijk gezien kan het schrappen van een dividenduitkering een verstandig besluit zijn. Een ‘ongeoorloofde’ dividenduitkering kan immers tot aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders leiden.

De continuïteitstest die voorafgaand aan een dividenduitkering plaats moet vinden, is onder de huidige omstandigheden niet vanzelfsprekend. In dit artikel ga ik hier nader op in.

Geoorloofdheid uitkering

Ondanks afwijkende wettelijke bepalingen voor de BV en de NV, heeft voor beide rechtspersonen te gelden dat zij niet tot uitkering over mogen gaan alvorens een (beperkte) balanstest en continuïteitstest (of uitkeringstest in het geval van een BV) is verricht.

De uitkomst van de balanstest ziet op resultaten uit het verleden en kan tamelijk eenvoudig worden omzeild. De continuïteitstest ziet op de levensvatbaarheid van de vennootschap na de uitkering. Bij de invoering van de Wet Flex-BV is de eerder in de rechtspraak ontwikkelde zorgvuldigheidsnorm voor de BV wettelijk verankerd.

Juist die continuïteitstest is in deze financieel onzekere tijden niet vanzelfsprekend. Aan welke formele spelregels zijn de BV en de NV gebonden, en hoe moeten deze nu worden toegepast?

Praktische toepassing

Zowel bij de BV als bij de NV wordt van het bestuur verwacht dat het een inschatting maakt van de levensvatbaarheid van de onderneming na de uitkering. De wetenschap op de dag van de uitkering is daarbij doorslaggevend. Aangenomen wordt dat de wetenschap van de bestuurders beperkt is tot een redelijke periode vanaf de uitkering, doorgaans bedraagt deze een jaar.

Onze partner Boels Zanders zocht het uit.
Lees meer>>